Hans Spaan: TT-overwinning heeft me onsterfelijk gemaakt

In de aanloop naar de Dutch TT brengt NTS RW Racing GP dagelijks een interview of reportage om een kijkje achter de schermen te bieden. Vandaag: Hans Spaan, 30 jaar na zijn TT-overwinning, over toen en nu.

Precies 30 jaar geleden, op 24 juni 1989, won Hans Spaan de Dutch TT in de 125cc-klasse. In de laatste ronde passeerde hij Alex Crivillé om zo de belangrijkste van zijn negen Grand Prix-overwinningen op te eisen.

“Mijn TT-overwinning was misschien niet mijn mooiste of beste zege, maar wel de belangrijkste”, zegt Spaan. “Op het moment zelf sta je daar niet zo bij stil, maar achteraf wel. En het wordt steeds belangrijker, omdat het steeds langer geleden is en ik nog steeds de laatste Nederlander ben die de TT heeft gewonnen. Dat ik in 1984 tweede werd en in in 1986 derde, dat weet niemand meer, maar over die overwinning in 1989 wordt nog steeds gepraat. Elk jaar weer. Die ene overwinning heeft me veel opgeleverd en dat effect duurt nog steeds. Het heeft me zo ongeveer onsterfelijk gemaakt.”

YouTube video

Er is veel veranderd sindsdien, maar ook weer niet, meent Spaan, die inmiddels als crewchief van Grand Prix-winnaars Haruchika Aoki, Luis Salom en Livio Loi al meer overwinningen behaalde dan als actief coureur. Met Aoki werd hij bovendien twee keer wereldkampioen – iets wat hem als coureur net niet lukte: Spaan werd twee keer (1989 en 1990) tweede in het wereldkampioenschap.

“Je moet nu net zo hard gas geven en net zo hard remmen en winnen is nooit gemakkelijk. Ik denk wel dat het nu eerlijker is geworden, dat er meer gelijke kansen zijn om te winnen, omdat iedereen in principe hetzelfde materiaal heeft. Het zijn allemaal dezelfde blokken, de machines zijn allemaal even snel. Aan de andere kant: daardoor zijn de verschillen ook veel kleiner geworden, waardoor het weer moeilijker is. Twintig man binnen een seconde is niet ongewoon. In mijn tijd was het zo dat het materiaal nog echt de doorslag kon geven: of je op fabrieksmateriaal reed of niet. Nu zijn het in de Moto2 en Moto3 eigenlijk allemaal privéteams. Maar vooraan meedoen of winnen, dat is nog best een verschil.“

Juist omdat de machines van nu zo aan regels zijn gebonden, is de uitdaging voor Spaan als technisch brein wel een stuk minder geworden. Aan de huidige motorblokken mag niets veranderd worden. De blokken worden verzegeld geleverd. “In mijn tijd moesten we na elke training en zeker elke avond sleutelen. Alles werd vernieuwd: de zuigers, de zuigerveren. Ik tunede alles zelf en ook in een GP-weekend sleutelde ik gewoon zelf mee. Ik had twee monteurs, maar dat waren vrienden die al vanaf het prille begin meegingen om te helpen. Die waren niet in dienst van het team, maar hoorden bij mij.”

190623 Spaan 869A7851 1

Dat het al zo lang is geleden dat een Nederlander de TT won, heeft diverse oorzaken, meent Spaan. “In die jaren reden er veel Nederlanders in de GP’s; er was er altijd wel eentje die kans maakte, maar er zijn er meer bij wie het niet is gelukt dan wel, terwijl ze toch echt wel winnaars waren. Juist daar winnen is moeilijker dan op een ander circuit. Ik weet niet of we het ooit nog eens meemaken. Het zou zomaar kunnen; ik heb Bo Bendsneyder hoog zitten. Ik acht hem er wel toe in staat. Waarom niet? We hebben al gekkere dingen meegemaakt. Het moet alleen allemaal meezitten, alles moet de goede kant op vallen. Maar omdat Bo de enige Nederlander in de GP’s is op dit moment, is de druk op hem nog veel groter. Het is nogal een verschil of je met twintig Italianen in Italië rijdt, of als enige Nederlander in de TT.”

“Vroeger was het veel eenvoudiger om in de Grand Prixs terecht te komen dan nu. Inschrijven, kwalificeren en rijden maar. Je kon bij wijze van spreken op een gepimpte straatmotor meedoen. Nu zijn er veel meer voorwaarden waar je aan moet voldoen en zonder budget kom je er al helemaal niet. En dat is in Nederland een probleem. De budgetten van toen waren peanuts vergeleken met nu. Ik weet het niet meer precies – het interesseerde me niet, zolang ik maar rijden kon – maar als je toen als team een budget van vijf, zes ton had, had je het goed voor elkaar. Nu praten we over miljoenen.”